ID: 36935
Omschrijving
Prachtige houtskooltekening van Jan Altink in originele lijst.
Jan Altink (Groningen, 21 oktober 1885 - aldaar, 6 december 1971) was een der veelzijdigste schilders uit het Hollandse Expressionisme. Hij stamde uit een veehoudersgezin en kreeg zo zijn voorkeur voor het plattelandsleven mee. Niettemin werkte hij ook in Keulen en Hamburg, aan de Italiaanse Riviera en in Zwitserland.
Toen hij 15 jaar werd, liet hij zich inschrijven aan de Academie Minerva in zijn geboortestad. Hij bleef er opleiding volgen tot 1907. Tot zijn vroegste opleiders hoorden F.H. Bach en D. De Vries Lam.
In 1915 startte hij een zelfstandig reclamebureau. Drie jaar later stond hij op het voorplan bij de oprichting van de bekende Groningse kunstenaarsgroep De Ploeg. In 1921 werd hij er de secretaris van en meermaals trad hij op als jurylid bij de exposities van de kring.
Beïnvloed door de 5 jaar jongere Jan Wiegers gaf Altink, in 1924, het Groningse Oerprovincialisme op en nam hij het heftiger kleurenpalet van het Expressionisme over, toch emotioneel ingetogen verbonden blijvend aan het Groningse landschap.
Vanaf 1934 werd hij zelf leraar aan de Groningse Academie. Hij ontwierp ook exlibris en in ieder geval een boekband voor uitgever Bosch en Keunig in 1937 (Vonken van het verleden).
In 1955 kreeg hij, omwille van zijn indrukwekkende kunstprestatie, de Culturele prijs van de provincie Groningen.
Enkele van zijn leerlingen waren D. Meedema, E. J. Scheffers, K. J. Woltil, E. Wieringa, Remko J. Watjes, A. H. Plaisier, Marten Klompien, W. Hoving, Ruurd Elzer.
Jan Altink (Groningen, 21 oktober 1885 - aldaar, 6 december 1971) was een der veelzijdigste schilders uit het Hollandse Expressionisme. Hij stamde uit een veehoudersgezin en kreeg zo zijn voorkeur voor het plattelandsleven mee. Niettemin werkte hij ook in Keulen en Hamburg, aan de Italiaanse Riviera en in Zwitserland.
Toen hij 15 jaar werd, liet hij zich inschrijven aan de Academie Minerva in zijn geboortestad. Hij bleef er opleiding volgen tot 1907. Tot zijn vroegste opleiders hoorden F.H. Bach en D. De Vries Lam.
In 1915 startte hij een zelfstandig reclamebureau. Drie jaar later stond hij op het voorplan bij de oprichting van de bekende Groningse kunstenaarsgroep De Ploeg. In 1921 werd hij er de secretaris van en meermaals trad hij op als jurylid bij de exposities van de kring.
Beïnvloed door de 5 jaar jongere Jan Wiegers gaf Altink, in 1924, het Groningse Oerprovincialisme op en nam hij het heftiger kleurenpalet van het Expressionisme over, toch emotioneel ingetogen verbonden blijvend aan het Groningse landschap.
Vanaf 1934 werd hij zelf leraar aan de Groningse Academie. Hij ontwierp ook exlibris en in ieder geval een boekband voor uitgever Bosch en Keunig in 1937 (Vonken van het verleden).
In 1955 kreeg hij, omwille van zijn indrukwekkende kunstprestatie, de Culturele prijs van de provincie Groningen.
Enkele van zijn leerlingen waren D. Meedema, E. J. Scheffers, K. J. Woltil, E. Wieringa, Remko J. Watjes, A. H. Plaisier, Marten Klompien, W. Hoving, Ruurd Elzer.